De apostel Paulus noteert over de laatste, zware dagen voor de wederkomst, hoe de mens er dan uitziet: “zelfzuchtig, geldzuchtig, zelfingenomen en arrogant. Lasteraars van God, zonder ontzag voor ouders; ondankbaar, harteloos, onverzoenlijk, lasterziek, onbeheerst en wreed. Haters van het goede en onbetrouwbaar, roekeloos en verblind. Genot is hun god. Ze zullen de schijn van vroomheid ophouden, maar de kracht ervan miskennen.” Eén avond zappen op je tv en je ziet deze beschrijving van Paulus vlees en bloed worden. Een arrogante menselijke cultuur die er van overtuigd is dat ze zich helemaal op de top van de toren van Babel bevindt. Daarom durft ze, vanuit haar virtuele hoogte, Mozes, de man Gods, aan te spreken: “Mozes, je hebt wel een mooi scheppingsverhaal geschreven, maar, geef toe, helaas wel met een heel stereotiep, patriarchaal en binair mensbeeld. Man en vrouw. Verbonden aan elkaar door God. Kijk, dat zoiets het in jouw tijd nog deed, begrijpen we. Maar begrijp jij dan ook dat wij daar in onze, hoogontwikkelde cultuur, niet meer mee uit de voeten kunnen?”