Bezinning Man, Vrouw en Ambt
Studie naar bijbeluitleg, achtergronden en gevolgen van de synode-besluiten Meppel 2017 en Goes 2020
home start hier
werkgroepen
bronnen agenda over ons contact
Rufus Pos

Rufus Pos

vrijdag 9 maart 2018
Gezag na de wederkomst - Brief Dertien

(inleiding)

Lieve kinderen,

In de vorige brief heb ik geprobeerd duidelijk te maken dat ‘gezag’ en ‘erkenning van gezag’ bij elkaar horen. Als deze twee in balans zijn, is er geen sprake van moeite. Vooral ook omdat het er dan totaal niet om gaat dat degene die gezag ontvangt een hogere waarde zou bezitten dan degene die het gezag van een ander erkent.

Efeze 5: 21 neutraliseert niet de door Paulus voorgeschreven gezagsrelaties

Hieronder wil ik nu proberen duidelijk te maken dat ‘gezag’ en ‘autoriteit’ niet uitsluitend bestaan vanwege de zonde. En dat ‘gezag’ daarom ook niet per definitie op zal houden zodra de zonde tot het verleden behoort. Maar voor alle duidelijkheid trek ik nog even de denklijn die ik wil gaan bestrijden: wie vandaag moeite heeft met de (Bijbelse) gedachte dat een man gezag heeft over zijn vrouw, zal uiteraard graag uitgaan van de (veronderstelde) afwezigheid van ‘gezag’ op de nieuwe aarde. Dit legitimeert immers het streven om ook vandaag al dat ideaal zo dicht mogelijk te benaderen. En ook als je van mening bent dat Adam en Eva van oorsprong geen onderlinge gezagsverhouding kenden, kun je vandaag al zoveel mogelijk naar die ‘ideale’ situatie van later gaan streven: geen gezag van de één over de ander. Ik zie in dat verband een tekst als Efeze 5: 21 nogal eens langskomen: “Aanvaard elkaars gezag uit eerbied voor Christus.” Dat wordt niet specifiek tegen mannen gezegd en ook niet specifiek tegen vrouwen. Dit is een algemene aanmoediging. En daarom zou dit betekenen dat mannen zich in onze tijd net zo goed aan het gezag van vrouwen moeten onderwerpen als vrouwen aan dat van mannen. Echter, als je het woord ‘elkaar’ in deze tekst op bovenstaande manier uitlegt, loopt het begrip ‘gezag’ helemaal leeg. Wat blijft er van ‘gezag’ over als ik jouw gezag moet aanvaarden en jij mijn gezag? Deze tekst kan m.i. daarom echt niet anders betekenen dan dat je, hoewel allemaal kind van God en dus voor Hem gelijk, toch het door God aan sommigen gegeven gezag zult moeten aanvaarden. Gelijkwaardigheid ontslaat je niet van de plicht om legitiem gezag te erkennen.

Gezag ook na de wederkomst

Nu wil ik vervolgens de hypothese in twijfel gaan trekken die beweert dat gezag tussen (menselijke) schepselen verdwijnt met de wederkomst van Christus. Eerst wil ik dan iets zeggen over niet-menselijke schepselen die op dit moment al zonder zonde zijn: de engelen.

Engelen

Er zijn engelen in rangen en standen. Er zijn cherubs en serafs. In Hebreeën 1: 4 staat dat Christus “ver verheven was boven de engelen …” In Efeze 1: 21 wordt gezegd: Christus kreeg een plaats aan de rechterhand van God “hoog boven alle hemelse vorsten en heersers, alle machten en krachten en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in deze wereld maar ook in de toekomstige.” Vorsten, heersers, machten en krachten zijn blijkbaar engelen. Nu gaat het mij er op dit moment niet om dat Christus boven de engelen staat (gezagsrelatie). Daar zal niemand moeite mee hebben. Het gaat mij er om vast te stellen dat er binnen de engelenwereld blijkbaar ook grote verschillen zijn. Wel gelijkwaardig, maar toch niet gelijk, zou je kunnen zeggen! Er zijn zelfs engelen die met name genoemd worden en ingezet worden op de meest cruciale momenten in de geschiedenis: Gabriël en Michaël. En nu moet je niet de indruk hebben dat engelen, anders dan mensen, geen eigen wil zouden hebben. Uit het briefje van Judas blijkt dat engelen bepaald geen willoze dienstknechten zijn. Judas: 9: “Zelfs de aartsengel Michaël waagde het niet de duivel te beschuldigen en te veroordelen …..” Hier zien we dus een engel die geen geavanceerde robot is, maar een schepsel die een eigen wil heeft en die een afweging maakt en dan tot een bepaalde slotsom komt.

De apostel Johannes komt tot twee maal toe in de verleiding om te knielen voor een engel(Opb 19: 10; Opb 22: 8). Ik weet niet of dit dezelfde engelen waren als genoemd in Openbaring 18. Maar wat daar staat in vers 1 maakt het begrijpelijk dat Johannes even de juiste koers kwijt was: “Hierna zag ik een andere engel uit de hemel neerdalen. Hij had groot gezag en zijn luister verlichtte de aarde.” Een engel met groot gezag. In de engelenwereld, waar al geen zonde meer is, is blijkbaar nog steeds sprake van gezag!

Mensen op de nieuwe aarde

Ja, zul je zeggen: maar engelen zijn geen mensen. Dat is natuurlijk helemaal waar. Alleen, zou het verschil tussen (geheiligde) mensen en (zondeloze) engelen zodanig zijn dat dit het gezag voor engelen noodzakelijk, maar voor mensen overbodig maakt? Ik ben daar in de Bijbel nog niets van tegengekomen. In ieder geval lijkt het er op dat Johannes in zijn visioenen over de huidige hemel én over de toekomstige nieuwe aarde mensen ziet die duidelijk niet allemaal gelijk zijn. Er wordt immers meerdere keren gesproken over tronen waar mensen op zitten. Johannes ziet ook dat er meerdere volken zijn die het nieuwe Jeruzalem binnengaan. Hij ziet zelfs koningen deze stad binnengaan. En hij ziet dat gestorvenen met Christus mee-regeren. Deze dingen die Johannes aan ons doorgeeft lijken er toch eerder op te duiden dat er, ondanks gelijkwaardigheid voor God, wel degelijk onderscheid is ook tussen menselijke schepselen. En dat kan ons niet verwonderen, lijkt me. We weten toch allemaal dat God niet aan iedereen evenveel en precies dezelfde talenten gegeven heeft? Denk in dat verband eens aan de gelijkenis die de Here Jezus vertelt over de slaven die geld kregen om daarmee handel te drijven voor hun heer (Lukas 19: 11). De slaven die goed gewerkt hebben met de 100 drachmen en deze vermeerderd hebben, krijgen als beloning het bestuur over een aantal steden. Daarbij staat het aantal steden in verhouding tot de winst die ze gemaakt hadden. Blijkbaar ontvangen we op de nieuwe aarde niet allemaal precies dezelfde “beloning”. Onze beloning is een verantwoordelijkheid die past bij de trouw en de inzet waarmee we in dit leven met onze talenten gewoekerd hebben. Nu begrijp ik dat de Here Jezus in beelden sprak. Maar het beeld van die steden wordt volstrekt onbegrijpelijk als je aan zou nemen dat op de nieuwe aarde gezag afwezig is. Het punt waar het om draait in deze gelijkenis is dat er een verband bestaat tussen trouw en talenten vandaag en de taak die we later krijgen. Ook hier zie je dus: wel gelijkwaardig, maar niet allemaal gelijk.

Ook later nog een gezagsrelatie tussen mannen en vrouwen?

Ik besef dat alles wat ik tot nu toe genoemd heb nog niet iets zegt over de vraag of op de nieuwe aarde de gezagsrelatie tussen mannen en vrouwen opgeheven zal zijn of ook daar nog op een bepaalde manier aanwezig is. Ik heb daar wel een idee over, maar heb dat nog niet voldoende voor mezelf uitgewerkt. In ieder geval is het duidelijk dat niemand zich kan beroepen op een veronderstelde afwezigheid van gezag in het koninkrijk van de Here om daarmee de verhouding tussen mannen en vrouwen die we als voorschrift tegenkomen bij Paulus en Petrus maar als tijdgebonden en van voorbijgaande aard te beschouwen.

In de volgende brief zal ik met jullie nog naar een uitspraak van de Here Jezus kijken die in dezelfde richting wijst. Voor dit moment is bovenstaande wel even genoeg.

Liefs, pa

« Geen hiërarchie - Brief Twaalf - Allemaal volmaakt en toch verschillend - Brief Veertien »

Bronnen

Werkgroepen



Overige Pagina's